De Tweede Taalsymbolenkaart – vervolg


Het zelfstandig naamwoord op de tweede taalsymbolenkaart is verdeeld in het concreet zelfstandig naamwoord en het abstract zelfstandig naamwoord. Concrete zelfstandige naamwoorden zijn dingen, dieren of personen die je zien kunt. Abstracte zelfstandige naamwoorden gaan over begrippen.

concreet en abstract

de stoel                                         de gedachte

het kind                                        het voornaamwoord

Er zijn nog heel wat meer Zelfstandige Naamwoorden te onderscheiden. Onder de twee genoemd op de tweede taalsymbolenkaart, zijn alle gevallen te rangschikken. Daarom heb ik het hierbij gelaten op deze kaart. Als je meer soorten zelfstandige naamwoorden wil onderscheiden dan kun je daar een aparte kaart van maken.

Taalsymbolen kaart 3 Znw

Omwille van de compleetheid staat ook hier Abstract Zelfstandig Naamwoord opnieuw vermeld. Het stond ook al op de tweede kaart.

Nieuw is de Eigennaam. het is een Zelfstandig Naamwoord dat een persoon of een zaak als individu, als iets unieks benoemt. In de meeste gevallen schrijf je zo’n Zelfstandig Naamwoord met een hoofdletter. Willem-Alexander, Amsterdam. En ook Rijksuniversiteit Groningen.

De Onbepaalde Wijs als Zelfstandig Naamwoord is een werkwoordsvorm die als Zelfstandig Naamwoord gebruikt wordt: Tijdens het eten zijn we stil. Het aanleggen van deze tunnel kostte veel geld.

Het Religieus Zelfstandig Naamwoord heb ik erbij gezet omdat je dat symbool wel tegenkomt. Gebruikt voor woorden die verwijzen naar een godsdienst. Jezus, Allah, God de Vader. Grammaticaal is zo’n onderscheid van geen waarde. Ik heb het daarom eigenlijk altijd weggelaten bij de aanbiedingen met kaart 2.

En dan nog het Voornaamwoordelijk Bijwoord.

Dat kun je weer wel tegenkomen in een tekst als je die met taalsymbolen analyseert. Eerst maar eens wat een voornaamwoordelijk bijwoord nu eigenlijk is. Ik volg een omschrijving van de Taalunie:

voornaamwoordelijk bijwoord

Een voornaamwoordelijk bijwoord is een combinatie van één van de bijwoorden van plaats er, hier, daar, waar, ergens, nergens en overal en één of meer voorzetsels (bijvoorbeeld aan, bij, voor) of met de bijwoorden af, heen en toe. In de regel worden de delen van het voornaamwoordelijk bijwoord aaneengeschreven, behalve als het de bijwoorden ergens, nergens en overal betreft. Voorbeelden:

(1) Waarover spraken zij, die twee daar op het hek?

(2) Ik wil me nergens mee bemoeien.

Het voornaamwoordelijk bijwoord kan ook worden gesplitst door een zinsdeel, bijvoorbeeld:

(3a) Dit is niet datgene waarover het gaat.

(3b) Dit is niet datgene waar het over gaat. (waar…over is een gesplitst voornaamwoordelijk bijwoord)

Ik heb dit nooit echt als lesje aangeboden. Als kinderen me naar dit soort gevallen vroegen bij het analyseren van een tekst, dan heb ik dat aangeboden. Als het niet voorbij kwam, dan niet. Je zult niet de mensen de kost moeten geven die nog nooit van een voornaamwoordelijk bijwoord gehoord hebben tenslotte.

2 Reacties

  1. Fred Kelpin (Auteur bericht)

    Dank je wel, Annie.

    Reageren
  2. Annie Leisink

    Wat een duidelijke uitleg wat betreft het zelfstandig naamwoord.

    Reageren

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *