De Tweede Taalsymbolenkaart

De tweede taalsymbolenkaart is bedoeld voor oudere kinderen in de bovenbouw.

taalsymbolen kaart 2

Klik voor een groot plaatje.

We kijken eerst even naar het werkwoord en wat daar bij hoort.

Naast de zelfstandige werkwoorden worden nu hulpwerkwoorden, voltooide en onvoltooide deelwoorden en koppelwerkwoorden onderscheiden. Het zelfstandige werkwoord krijgt er een symbool bij voor scheidbare werkwoorden. De voltooide deelwoorden en de onvoltooide deelwoorden kunnen ook als bijvoeglijke naamwoorden gebruikt worden. Daar is ook een symbool voor. Teksten worden vaak op grote aan elkaar geplakte foliovellen geschreven, van illustraties voorzien en dan als  versiering aan de muur gehangen. Op het plaatje is Willem ermee bezig. De symbolen zijn van papier. Er zijn er ook van kunststof. Daarmee kun je zinnen leggen, die naderhand verkleind met een sjabloontje boven een tekst in een schriftje getekend kunnen worden. Daar is de jongen op het plaatje eronder mee bezig.Het voorzetsel op het sjabloontje staat gelukkig wel goed.
taalsymbolen met kind

 

taalsymbolen

 

 

taalsymbolen sjablonen

 

Ter introductie wordt met elk symbool een lesje gegeven. Daarna worden er wat voorbeelden in een schriftje genoteerd. Dat schriftje wordt een soort van naslagwerk voor het kind.

Ik geef een voorbeeld van het lesje hulpwerkwoord – voltooid deelwoord.

hulpwerkwoord voltooid deelwoord

Een ander lesje is hulpwerkwoord Onvoltooid deelwoord

hulpwerkwoord onvoltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord kunnen beide ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden.

vdw als bvnw

 

onvoltooid deelwoord als bvnw

 

Dit is een kaart met de koppelwerkwoorden. Bovenaan de kaart staat het symbool van het koppelwerkwoord. De cirkel is het werkwoord. De witte driehoek erin duidt op het verband met het zelfstandig naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord.

koppelwerkwoorden

De koppelwerkwoorden worden onderstreept op een ontleedserie waarin het naamwoordelijk gezegde wordt aangeboden. “Onderstreep in deze serie alle werkwoorden die koppelwerkwoorden kunnen zijn met rood”. Rood is de kleur van de werkwoorden in de taaldozen.

“Onderstreep nu in de serie alle bijvoeglijke naamwoorden bruin en alle zelfstandige naamwoorden zwart”. Opnieuw wordt hier verwezen naar de kleuren van de taaldozen. De serie ziet er tenslotte zo uit:

serie 9 onderstreept

 

Klik voor een groot plaatje

Het was beter geweest als in deze serie ook een paar zinnen gestaan hadden waarin de werkwoorden van de lijst geen koppelwerkwoorden zijn. Ze kunnen koppelwerkwoord zijn. Maar dat hoeft niet. Bij voorbeeld:

De zon schijnt.

Hij dunkt de bal in de basket.

De serie wordt dan ontleed door de zinnen zin voor zin uit te knippen, in zinsdelen op te knippen en die op het zinsontledingsbord te leggen. Daarna kan de zin in een schriftje worden opgeschreven en ontleed:

Dat was een geheime plek

was een geheime plek             naamwoordelijk gezegde

Dat                                           onderwerp

Tenslotte het scheidbare werkwoord. Dat werkwoord komt in de taaldozen op twee plaatsen aan de orde:

In een doos van het werkwoord. (V C)

 

scheidbaar werkwoord 1

‘Was’ en ‘af’ worden in de zin gescheiden door ‘een’ en ‘kopje’. We hebben hier van doen met een scheidbaar werkwoord. Een scheidbaar werkwoord bestaat doorgaans uit een werkwoord en een bijwoord. Maar bijwoord komt pas aan de orde in latere taaldozen. (VII) Hier wordt een scheidbaar werkwoord dus aangegeven door een in twee stukken geknipt taalsymbool van het werkwoord.

Als in de dozen VII het bijwoord geïntroduceerd is verandert dat. In doos VII A is een zin:

scheidbaar werkwoord 2

‘Sta’ en ‘op’ worden nu weergegeven door het symbool van het werkwoord en een combinatie van het symbool van het werkwoord met een bijwoord. Op is een bijwoord dat iets van het werkwoord zegt.

2 Reacties

  1. Ronald Sanders

    Het lesje hulpwerkwoord – onvoltooid deelwoord lijkt mij hier voor verwarring zorgen.
    Ik ben halend
    Ik ben schrijvend
    Ik ben etend
    ???
    Dit is geen spreektaal Een hulpwerkwoord koppel je meestal niet aan een onvoltooid deelwoord, tenzij je de zin langer maakt met een voltooid deelwoord erbij.

    Een logischer zin lijkt me:
    Hij is lopend naar huis gegaan.
    [met een voltooid deelwoord dat de ondersteuning van het hulpwerkwoord krijgt]

    Het onvoltooid deelwoord aanbieden kan mijns inziens nog beter zonder het hulpwerkwoord erbij:
    Ik ga lopend naar school.
    Hij deed lachend het boek dicht.
    Zij lijkt sprekend op haar moeder.

    Reageren
    1. Fred Kelpin

      Nee, het is geen spreektaal. Maar dat hoeft hier ook niet. De bedoeling is om duidelijk te maken hoe het tegenwoordig deelwoord gevormd wordt. Daarvoor maakte ik gebruik van de analogie met het voltooid deelwoord.

      Reageren

Laat een antwoord achter aan Fred Kelpin Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *